Terpkerk

De Terpkerk

De Terpkerk van Burum  v.h. de Hervormde Kerk

geschreven door: Willem Kloppenburg

Het bestaan van Burum begint op een oude dijk als buurtschap. Hier komt de naam Burum vandaan. Het buurtschap wordt groter. Men krijgt toestemming om een Kerk te bouwen en een geestelijke aan te stellen. Het wordt een dorp met dorpsgrenzen. Dit heeft voordelen en ook bepaalde gevolgen. De inwoners hebben rechten en plichten en men is verantwoordelijk voor gemeenschappelijke zaken, zoals b.v. het onderhoud van het kerkgebouw. Ook de geestelijke verzorging hoort bij de plichten. In 1408 kan wegens armoede niet meer aan deze plichten worden voldaan.  De Kerkvoogden besluiten, met toestemming van Wibrandes, “Persona en Deken van Leeuwarden” het kerkgebouw of  kapel overgedragen te dragen aan het Gerkesklooster. Dit staat beschreven in een oorkonde met de Latijnse woorden ,,Propter Inopium” wat betekend : Onmacht der inwoners om het gebouw en de eredienst te onderhouden. Een zekere Heer Harco is in 1408 prior in dit convent en neemt de geestelijke verplichtingen waar. Later wordt hij pastoor in Kollum.

Nadat de Friese staten op 30 maart 1580 besluiten tot het afschaffen van de RK eredienst, komt er officieel een einde aan het katholieke geloof in deze contreien. Johannes Nicolai Blijensteen is pastoor te Burum. Hij gaat over tot de ,,nije leer” en wordt benoemd als eerste predikant te Burum. Velen noemen hem nog ,,ons Pastoorke”. Het is de eerste predikant die voorkomt op de predikantenlijst.

Het Kerkgebouw

Van de eerste kerkgebouwen is niets bekend. Ze zullen ongetwijfeld eerst van hout geweest zijn en later vervangen door een stenen gebouw. Van de oude kerk van Burum is alleen een pentekening,  aanwezig in het archief van het Fries Museum van J. Stellingwerf  1722. Hierop staat de voormalige kerk afgebeeld als een klein gebouw met een draaihek voor de toegang en een torentje op het dak.

Op 8 oktober 1783 vaardigt de grietman Martinus van Scheltinga een bijeenkomst uit voor de  ingezetenen van Burum. Deze bijeenkomst is aangekondigd door publicatie in de krant en op de dag zelf wordt iedereen opgeroepen door ,,klokklepping” om in de Kerk aanwezig te zijn. Naar aanleiding van een visitatie ( een bouwkundig onderzoek ter plaatse) is er een rapport samengesteld, waaruit blijkt dat men moet overgaan ,,tot eene zware reparatie dan wel tot eene geheele vernieuwing van die Kerke” Er wordt éénparig besloten tot een gehele vernieuwing. De grietman wordt verzocht om met de kerkvoogden de directie op zich te nemen en een plan tot vernieuwing te formeren. In vijf maand is alles geregeld want op ,,8 maart 1784 wordt aanbesteed het afbreken van de oude kerk en toren te Burum en het weder opbouwen van een nieuwe” zo vermeld ons de Leeuwarder courant uit die tijd.

De kosten van de nieuwe Kerk zijn 18000 gulden. Vrij zeker is het geld eerst geleend van de staten van Friesland, om het in een vijftiental jaren weer af te lossen. De ramen zijn eerst in lood gevat en dragen als opschrift ,,De edele Staten van Friesland, 1784, met het wapen van de provincie in het bovengedeelte van het raam.

In 1847 worden de glas in lood ramen vervangen, door nieuwe houten ramen.

 

Het Kerkhof

Het kerkhof bevat oorspronkelijk 46 regels en 812 graven. Er werden jaarlijks gemiddeld 28 lijken begraven. Dit grote aantal is het gevolg van het feit de overledenen uit Warfstermolen, Munnekezijl en voor een deel uit Pieterzijl naar Burum werden gebracht. In 1853 krijgt Munnekezijl een eigen kerkhof . In 1912 mag er van overheidswege om hygiënische redenen niet meer rondom de kerk begraven worden. Burum krijgt dan een gemeentelijke begraafplaats buiten het dorp aan de Modderhuisjesweg. (nu een deel van de Rosemastraat).

 

De klok en het uurwerk

Op de wijzerplaat staat anno 1877. Het uurwerk is echter van latere datum. Op het uurwerk staat vermeld: Nederlandsche Fabriek van Torenuurwerken B.E. Ijsbouts te Asten. No. 477. Anno 1913.

Op de klok staat het volgende te lezen:

Op preektijd yder een te trekken,

Na Gods huis yder op te wekken,

Ter tijd van brand en watersnood.

En land-en arbeids-man om brood,

In ’t zes daags werken an te zetten.

En schoft en rust tijd na de wetten

Van ’t oud gebruik te houden vrij

En stemgerechtigde op een rij,

Ter stemming in de kerk te lokken

Door klipping neffens andere klokken.

En onder t gaan van gansche drommen

Na ’t graf vol stank wel hard te brommen.

Is mijn post. Dann mijn klank was dood.

Door scheuring men mij weder omgoot.

In 1943 is de klok door de bezetters uit de toren gehaald voor oorlogsdoeleinden (hulzen e.d.) Gelukkig staat hij in 1946 nog in opslag in Harlingen en is hij terug gehaald naar Burum.

 

Grafzerken in de Kerk

Bij de laatste restauratie, 1993/1994, zijn er 51 zerken van onder de houten vloer tevoorschijn gekomen. Met de drie grote zerken die in de consistoriekamer liggen komt het totaal op 54. Vrijwel de gehele plattegrond  is met graven bedekt. Tijdens de restauratie zijn de zerken enigszins hergegroepeerd, om een mooie aansluitende vloer te krijgen. Ze dateren merendeels van 1611 tot omstreeks 1784.

Aan de zuidkant in het koor liggen drie grijze smalle stenen met de jaartallen 1600, 1611 en 1618, afkomstig van de familie Rooda of  Roorda en voorzien van de wapens van deze familie. Ze zijn volgens de Friese geschiedenis de eerste eigenerfden te Burum.

Op het koor ligt een zerk van de familie Rosema 1621, hierop staat verder Harzinga 1647, Filiae Carissimae Catharinae ab Aitsema  Mater  Doccomu 1643.enz.

Op een andere zerk komt voor de naam Pieter  Gjieltes Doemga, 1604.

Verder Lieuwe Doenga,1654 en Antie Botma 1665.

Een grote tegel, ingehakt de letters A I R ( Albert Jans Roda).

Voor de preekstoel ligt een zerk waarop valt te lezen: 1716, 28 Oktober is in de Here ontslapen Eerw. W.G. I. Godzalige Jacobus Schellinger, getrouw dienaar Jesu Christi tot Boerum, oud in zijn 38e jaar en lijdt hier begraven. Hieronder een gedicht in het Latijn gemaakt door zijn vader waarvan de vertaling luidt:

,,De zoon is voor den vader door het wreede noodlot weggerukt.

Hier ligt hij, opdat zijn gebeente zacht moge rusten.

De ziel zal op de roepstemme Gods, van het lichaam gescheiden,dit rijk der doden verlaten. Dit begraven lichaam was stof en tot stof wedergekeerd.

Hij zal op het bazuingeschal van den Verlosser opstaan.

In die hoop heeft hij geleefd en in dat vertrouwen rust hij in deze aarde”.

Opmerkelijk is een rode Bremer zandsteen, die met de laatste restauratie onder de betimmering van de vloer tevoorschijn is gekomen. Er is duidelijk te zien dat er een stuk is afgezaagd. Het deel dat over is bevat 3 kruisjes, welke ook op oude  altaarstenen voor komen. In 1826 wordt van hogerhand het begraven in de Kerken verboden.

Grafkelders zijn bij de laatste restauratie niet gevonden, alhoewel in historische beschrijvingen van Burum wel vermeld staat  dat er kelders aanwezig zijn. Ze zijn waarschijnlijk tijdens de bouw van de huidige Kerk opgeruimd.

 

Restauraties

1962/1963

Het dak van de kerk hersteld; noorderingang dicht en een consistorie gemaakt onder de toren. De kosten zijn door de kerk zelf betaald.

1975

Torenspits gerestaureerd; uurwerk hersteld door de gemeente Kollumerland.

1978

Oude klokkenstoel vervangen door nieuw bintwerk uitgevoerd door bouwbedrijf van der Molen te Burum, evenals de torenspits hiervoor genoemd.

1985

Buitenzijde van de Kerk en de toren geheel gerestaureerd, gerealiseerd in het kader van werkeloosheidsprojecten G.W.M. door de stichting Behoud Kerkelijke Gebouwen Friesland.

1993/1994

Totale restauratie van het interieur. Architect B.K.G. Friesland, uitgevoerd door bouwbedrijf  De Graaf uit Engwierum

 

Copyright © 2021. Protestantse gemeente Burum/Munnekezijl/Warfstermolen

Alle Rechten Voorbehouden.